RIP AZNAVOUR

RIP AZNAVOUR 1024 536 Bart Van Loo

Het was mijn bedoeling om deze week na drie maanden ‘afwezigheid’ terug
boven water te komen, maar ik had niet kunnen bevroeden dat het zo zou
zijn. Gisterenmiddag at ik een frietje met een vriend. We hadden het
over “Meisje van zestien” van Boudewijn de Groot. Dat we niet mochten
vergeten dat het eigenlijk een nummer van Aznavour was. En toen begon
iedereen mij te bellen. Ik reed met de fiets naar huis en hoorde hoe uit
de radio’s van schilders en metselaars “La bohème” weerklonk.

Thuis gekomen volgde eerst Radio 2.
Dat was nog zo vers van de pers dat ik niet op dreef kwam en voor mijn
doen traag sprak. Ik bleef in de lage tonen steken. De interviewer zei
na afloop: het lijkt u echt te raken. Even later volgde Ruth Joos op
Radio 1 die godzijdank vroeg naar Aznavours engagement – de enige keer dat ik
er gisteren expliciet naar kon verwijzen. Er valt zoveel te zeggen, het
zijn altijd zo’n korte stukjes.

Mijn dochter had zwemles en dat
wilde ik haar niet ontzeggen. Terwijl ze in het water lag, belde Anna
Mees van de NOS me op voor een interview, deze keer eentje dat werd uitgeschreven.
Daarna volgde meteen BNR-Nieuwsradio (ook NL). Of ik nu meteen kon
reageren. Ik zei dat ik nu meteen eerst mijn dochter uit het water ging
halen, en dat het later zou zijn. Later konden ze niet meer. Dat is dan
spijtig voor jullie, dacht ik. Deed mijn schoenen uit en stapte de natte
vloer op. De actualiteit heeft zijn grillen, ik heb mijn grenzen.

Vervolgens ging het richting De Afspraak, waar ik halverwege een
seconde aarzelde omdat ik niet meteen op de naam van mijn
lievelingsnummer kon komen – met de toepasselijke titel “Non, je n’ai
rien oublié”, het had wel iets, die aarzeling, er werd gisteren dan ook
een gat in ons levend collectief geheugen geslagen. We beseffen dat we
alweer een bank zijn opgeschoven richting einde. Het was een gesprek uit
de losse pols, zonder veel voorbereiding, maar zoiets heeft het
voordeel dat het fris van de lever is, eerlijk, uit de onderbuik – zie
hier.
Aan tafel zaten twee jonge mensen die enthousiast hun zaak en hun
engagement kwamen bepleiten – dat vond ik een troostend schouwspel
temidden van de tristesse die bleef nazeuren in mijn hoofd.

Net
voor middernacht was ik thuis, en toen belde het onvolprezen programma
“Nooit meer slapen” van de VPRO me nog op voor een gesprek met de
beminnelijke Pieter van der Wielen. Toen was het tijd om mijn bedstede
op te zoeken. Zoveel actualiteit is normaal gezien niet aan mij besteed,
maar gisteren leek het me logisch dat ik de erfenis van Aznavour zou
eren. Laat in de nacht gilde onze dochter dat er monsters in haar kamer
zaten. Ik ben bij haar in bed gekropen, en heb haar gekalmeerd met een
van zijn liedjes.

Il faut boire jusqu’à l’ivresse
Sa jeunesse
Car tous les instants
De nos vingt ans
Nous sont comptés
Et jamais plus
Le temps perdu
Ne nous fait face
Il passe

De cirkel was rond. Exact een etmaal eerder had Charles zijn laatste
adem uitgeblazen.
Toch begon de ochtend onweerstaanbaar te gloren.