BREL EN DE KNEEP VAN DE MAAND

BREL EN DE KNEEP VAN DE MAAND 1024 768 Bart Van Loo
Zijn allerlaatste concert gaf Brel op 16 mei 1967 in Roubaix. Gisteren op zijn veertigste sterfdag werden niet toevallig daar twee integrale optredens getoond in de plaatselijke bioscoop. “Diffusion de deux concerts légendaires restaurés”. Een eerste uit 1962 in Knokke en zijn ‘adieu’  in de Parijse Olympia in de herfst van 1966 – Brel was 37 toen hij het optreden voor bekeken hield.

Hoe breng je zo’n avond door? Met een grote glimlach op je gezicht. La banane, quoi. De ogen wijd open. Want je wil geen seconde missen.  Voor het lichtspel moet je niet kijken. Ofwel pleine lumière op het gehele podium, ofwel een spot op Brel alleen. Wat variatie hierop, maar niet veel. Kortom, deze concerten moeten het gewoon van zijn présence hebben. En die is overweldigend. Wat een energie! Wat een concentratie! Wat een generositeit! Dit moet zoveel kracht hebben geëist dat je goed kan begrijpen dat hij er uiteindelijk mee ophield. “Ik stop met optreden om eerlijk te blijven tegenover mezelf. (…) Er komt een moment dat je een bepaalde techniek beheerst, de knepen van het vak kent en dan is de verleiding groot om vals te spelen. De meeste artiesten kunnen daar niet aan weerstaan. Ik ben op het punt dat ik vals kan gaan spelen. Dat ik mechanisch zal gaan worden.”

Je merkt dat zelfs een klein beetje in het trouwens voortreffelijke Olympia-Concert. Als hij voor de duizendste keer Les Bigotes brengt (op plaat een niemendal, op het podium een episch cabaretnummer) voel je dat hij die gebaartjes lichtelijk mechanisch brengt. Kijk dan naar Knokke (honderden concerten daarvoor) en die versie is vederlicht, nog met de volle goesting om te laten zien wat voor schitterende act hij hier aan het brengen is.

Meermaals was ik geroerd. Amsterdam (jawadde), Ces gens-là… Eén keer kreeg ik werkelijk kippenvel, en sprongen de tranen me in de ogen. Onverwacht, daar waar ik het niet verwachtte. De récital in Knokke. De lichten zijn net uitgegaan. De spot richt zich op Brel, die een gitaar omgordt, kort tokkelt en dan ineens een magnifieke “AVEC…” uit zijn keel laat rollen. Hij laat een pauze vallen, en gaat verder “La mer du Nord”. En mijn haren staan recht overeind. Daar bij de Noordzee, in Knokke, daar in Frans-Vlaanderen, in Roubaix, daar voelde ik het ineens: dit is ons echte Vlaamse volkslied. Het is niet zomaar dat Brel het ook in het Nederlands opnam, zelf moet hij ook beseft hebben dat dit lied wel wat was.

Mijn vrouw naast me werd op dat moment ook bevangen door allerhande gevoelens. Als negenjarig meisje had zij in het verre Bourgondië de tekst van Le plat pays vanbuiten moeten leren. De woorden zijn in haar DNA gegrift. En nu zoveel jaren later woont ze in dat onbekende, verre “vlakke land” dat zij als jong meisje bezong doorheen de woorden van Brel.

Ze kneep in mijn hand. Ik kneep terug.
We knepen allebei om een andere reden.
Maar het was, zonder twijfel, de kneep van de maand.

Op dit eigenste moment is mijn vrouw de contactgegevens van haar meester van het vierde studiejaar aan het opsnorren. Ze wil hem bellen, hem bedanken dat zijn leerlingen dat lied uit het hoofd moesten opzeggen, dat hij haar Brel liet horen, dat ze nu zelf in Le plat pays is neergestreken. En dat er geen woord van gelogen is.

Wat zouden wij zijn zonder al die wegwijzers? Zonder al degenen die de kist van schoonheid en waarheid op een kier zetten?