Waarom ik doe wat ik doe (poging 37)

Waarom ik doe wat ik doe (poging 37) 150 150 Bart Van Loo

Oktober 1992. Ik loop de les uit. Aanzienlijk over mijn toeren. Het eerste Balzacseminarie uit mijn studentenleven. Er was een fout gebeurd met de levering van de te lezen romans. Geen boeken dus. De prof in kwestie laat zich niet van de wijs brengen. Hij besluit doodleuk om de eerste uren de verschillende intriges van naaldje tot draadje uit de doeken te doen. Ongehoord. Er is niks verkeerd aan boeken dissecteren, maar het eerste en mooiste plezier dient gevrijwaard te blijven van heiligschennis. Eerst lezen dan exegese! Ik loop de les uit, de Antwerpse binnenstad in. Ik dwaal door enkele straten, zet me op een bankje van een pleintje en begin in mijn eerste Balzac. Le Lys dans la vallée. De innigste liefdeskrop in mijn lezerskeel. De nacht valt. Lantaarns knipperen aan. Ik lees verder in de schemering. Tijdens een bal ontmoet hoofdpersonage Félix de Vandenesse de lelieblanke Henriette de Mortsauf. Zijn hart gaat in galop. In een elan van opborrelend verlangen bespringt hij de kuise vrouw om haar hals en schouders te kussen. Balzac legt hem daarbij de onvergetelijke woorden “schroomvolle schouders die een ziel hadden” in de mond. Het pikante begin van een platonische verhouding. Het is ondertussen bijna nacht. Ik sla het boek dicht, loop naar huis en lees verrast het bordje aan de bloemperken. Ik heb de meest succulente halsscène uit de wereldliteratuur op het Frans Halsplein gelezen. 
Dit wedervaren staat als weinig andere gegraveerd in mijn persoonlijke annalen. Het best wel legendarisch getinte moment waarop Honoré de Balzac in mijn leven werd gekatapulteerd… de eerste schrijver van wie ik echt ben gaan houden. Sinds die dag groeide het verlangen om op een of andere manier de letteren in mijn leven, of mijn leven in de letteren te loodsen. Dat verlangen resulteerde uiteindelijk in mijn eerste boek Parijs retour waarin ik de sporen natrek van grote Franse schrijvers, en onlangs volgde Als kok in Frankrijk waarin ik de Franse literatuur, geschiedenis en gastronomie verleid tot een hopelijk appetijtelijke dans. Het zijn boeken om te degusteren in de leeszetel, maar met het eerste in de hand kan je zo je wilt je jaarlijkse Frankrijktocht een literair tintje geven, met het tweede in de hand kan je ook in de keuken terecht. Het derde deel van mijn Frankrijktrilogie dat volgend jaar verschijnt, zoemt in op erotiek… ik laat het aan de verbeelding van de lezer over wat een mens met dat boek in de hand allemaal zal kunnen doen. 
“Een mens is pas echt een mens te noemen als hij een of andere hartstocht bezit. Een man zonder hartstocht is een wanstaltig wezen, een embryonale engel aan wie geen vleugels zijn gegroeid”, noteert de onvermijdelijke Balzac op het eind van zijn leven. Die woorden geven treffend weer met welke gemoedsgesteldheid ik telkens via andere sluipwegen de Franse literatuur en cultuur probeer te benaderen. Mijn boeken zijn, meer algemeen gesproken, oprechte pogingen om de zogenaamde belletrie uit het hoekje van misplaatst intellectualisme en stoffige saaiheid te kegelen, zonder daarom meteen in simplisme en slogans te vervallen. Het bezorgde me de afgelopen jaren weleens het etiket van literaire missionaris, en ooit werd ik omschreven als gangmaker van de francofielen uit de Lage Landen. Zoiets stemt tot nadeken. Wat vind ik daar eigenlijk zelf van? Wel, laat er geen twijfel over bestaan: ik schrijf mijn boeken in de eerste plaats voor mezelf. Schrijven doe je in eerste instantie niet met goede bedoelingen… maar mochten mijn boeken toevalligerwijze hier en daar voor sommigen een wegwijzer zijn op hun pad naar schoonheid en waarheid dan beschouw ik dat natuurlijk als een eervolle en bijzonder aangename nevenwerking. Een half jaar geleden verklaarde de naar alle waarschijnlijkheid doofstomme en stekeblinde journalist Don Morrison in een artikel in Time Magazine de Franse cultuur dood. De Franse cultuur is niet alleen springlevend, ze vormt bovendien een tegengewicht voor onze steeds meer verengelste maatschappij. Mochten mijn boeken ook daar een steentje toe bijdragen, dan zal me dat voorwaar niet spijten. Net zoals het leuk meegenomen zou zijn indien bij ons nog weinig gelezen auteurs via mijn boeken en lezingen weer even tot leven komen. Ondanks al hun krachtpatserij is het immers duidelijk dat Balzac, Zola, Maupassant, maar ook Tolstoi, Timmermans en Marai het niet alleen kunnen. Enkel een leger lezers kan de dood triomferen. Ik wil met plezier mee marcheren in die machtige troepenmacht, en de troepen nu en dan vurig mennen. 
Mijn drijfveren zijn echter heel wat minder onbaatzuchtig dan u zou denken. Door de jaren heen rijpte het besef dat er voor mij simpelweg geen leven mogelijk is zonder boeken, zonder die ondefinieerbare uren van ouderwets, maar broodnodig leesplezier en escapisme enerzijds, en intellectuele prikkeling anderzijds. Romans zijn welgekomen oases van traagheid in steeds jachtigere tijden. Ze ontpoppen zich evenwel vooral als bijzondere optische instrumenten die tijdens het lezen niet alleen letterlijk maar ook figuurlijk je blik en je hart met elkaar verbinden. Tijdens mijn literaire strooptochten en ontelbare leesuren waan ik me nu eens een kwartje Honoré de Balzac, dan weer een tiende Gustave Flaubert, hier een beetje Félix de Vandenesse, daar een fractie Emma Bovary… maar word ik vooral steeds meer mezelf. 

(Uitgesproken op het Alumnigala van de UA op donderdag 5 juni.)

  • GEFELICITEERD met jouw nominatie! Ik had jou al zien staan op de foto in het UA-Alumniblad van mijn dochter een tijd geleden. (Raar, dat wij van de ‘eerste generatie studenten’ aan de UFSIA niet bij de UA-Alumni gerekend worden …)
    En jammer dat ik jou gemist heb, die avond in de UA, ik was nochtans ingeschreven (- ook bij Peter Holvoet-Hanssen – getipt door mijn dochter), maar kon op het laatste moment niet komen.