In Gekkenhuizen! sleept Régis Jauffret je halsoverkop mee in de verwarring en het verdriet van Gisèle die door haar man Damien wordt verlaten. Schoonvader François komt haar het nieuws melden. Zoonlief durft niet. Solange, de moeder van Damien, vindt later dat haar man zich niet fijnzinnig genoeg van zijn taak gekweten heeft. Ze staat erop om dan maar zelf terug te gaan, haar schoondochter weer hoop te geven en enkele weken later met een perverse zucht van wellust alle (verzonnen) hoop opnieuw de kop in te drukken. “Je denkt dat ik gek ben, en je hebt gelijk. Ik ben zijn moeder. Tegelijk met het vruchtwater heb ik mijn verstand verloren.” Jauffret veegt in dit boek inderdaad heel wat zotternij bij elkaar en trakteert de lezer op een indrukwekkende portie psychologisch ramptoerisme.
Hij vereenzelvigt zich telkens zo sterk met een welbepaald personage dat hij in een conversatie plots alleen maar zijn of haar uitlatingen weergeeft. Zo monden de conversaties uiteindelijk uit in een bonte opeenstapeling van alle mogelijke uitspraken die je in welbepaalde omstandigheden (bv. het vertellen aan een vrouw dat je zoon haar verlaten heeft) allemaal zou kunnen doen. Het is een manier om aan te tonen dat niets is wat het lijkt. Dat wanneer hoofdpersonage Gisèle a zegt, ze eigenlijk tegelijk ook b had kunnen zeggen. In Jauffrets universum jagen personages en verteller de juiste woorden na zonder die ooit te vinden. Zinnen botsen tegen elkaar. Mensen spreken zichzelf voortdurend tegen. Jauffret exploreert de woelige spinsels van overkokende hersenpannen.
Hij doet dit niet bepaald op een alledaagse manier: zijn taal glanst van energie en overrompelt de lezer. Onvermoeibaar laat de auteur nu eens grappige dan weer verbijsterende zinnen op je los, en schudt hij de ene verrassende associatie na de andere uit zijn pen. Een voorbeeldje: “Hij zag zijn pik voor een vaandel wanneer het ding zich in bed verhief met de vulgariteit van het soort mensen dat het deftig vindt om hun pink in de lucht te steken bij het oppakken van hun theekopje als ze op visite zijn bij een nephertogin van wie de verlepte, verrimpelde, verrotte huid doet denken aan het parket van haar boudoir met zijn planken gemaakt van doodskisten die zijn opgedolven na drie eeuwen grafkelder.” Jauffret produceert dergelijke volzinnen aan de lopende band, en houdt dit moeiteloos bijna tweehonderd bladzijden vol. Het is opmerkelijk dat zijn verbaal spervuur nooit aan kracht inboet. Stilistisch bekeken is Gekkenhuizen! dan ook een virtuoze roman. Maar is het ook een goede roman?
Die vraag kan gelukkig positief beantwoord worden. Het had echt zonde geweest mocht de verbluffende stijl uiteindelijk alleen maar de fraaie verpakking van een lege doos zijn. Met een scalpeermes ontleedt Jauffet een familie en legt zo een verstikkende moeder-zoon-relatie bloot. “Zwaar en hels is de liefde van een moeder”. Damien wordt er maar net niet door vermorzeld. Eigenbelang is de motor van die moederliefde. “Je zult het zien als je zelf kinderen hebt. Je vergeeft ze alles. Puur uit egoïsme. Anders zou je er te zwaar onder lijden.” Op het einde van de roman roept Gisèle uit dat “alle families gekkenhuizen zijn”. Zelf probeert ze met die wetenschap te leven door haar ouders te wantrouwen “als waren ze een stel tijgers”. Tot haar ontzetting moet ze vaststellen dat haar poging om Damien uit “die inrichting” te bevrijden smartelijk is mislukt.
Jauffret haalt alles uit de kast om aan te tonen hoe krampachtig de mens met liefde omspringt. Wat dat betreft, drukt hij vrank en vrij de voetsporen van Michel Houellebecq. Hij duwt de verbouwereerde lezer niet zomaar in een verbale rollercoaster, hij wil ook echt iets zeggen. “Ook nu nog wordt de liefde veelvuldig gebruikt in marketing en reclame, terwijl gezinnen het meestal zonder doen.” Gisèle lijdt omdat zij ondanks alles in de liefde gelooft. Jauffret steekt de draak met dergelijke onuitroeibare gevoelens en smijt het menselijke falen meesterlijk in het gezicht van de lezer.
Régis Jauffet (1955) gold al enkele jaren als de absolute geheimtip van de Franse letteren. In 2005 won hij met zijn dertiende roman Gekkenhuizen! de Prix Fémina. Na dit boek schreef hij op tien maanden tijd het meer dan duizend bladzijden tellende Microfictions (2007). De eeuwige belofte wordt nu aanzien als een groot schrijver. (Régis Jauffret, Gekkenhuizen!, Arbeiderspers, 196 blz., vertaald door Martin de Haan en Rokus Hofstede. Dit stuk verscheen eerder in Knack (18 juni 2008).
Ja, ik had jou eerst al in Knack gelezen … een helse kritiek. Ik wil jou ‘repliek’ geven met een andere Prix Fémina van een auteur die ik vorig jaar gelezen heb en die ik (net zoals Régis Jauffret) nog niet kende. Als ik tijd vind, blog ik erover. en als ik tijd vind, lees ik jouw aanbeveling hier. Die Prix Fémina gaat naar ‘helse’ romans, geloof ik … Miserie, miserie, man (en vrouw) …
Veel succes! Groetjes
janien