Te laat bij het nekvel. Tegenvallende Nothomb

Te laat bij het nekvel. Tegenvallende Nothomb 150 150 Bart Van Loo
Le nouveau Nothomb est arrivé. Haar zestiende roman ondertussen. De Franse pers, die haar de laatste jaren al wel eens een veeg uit de pan gaf, is deze keer ronduit lyrisch. Dat belooft, want een Nothomb in goede doen kan echt voor vuurwerk zorgen. Het duurt nooit lang, maar het sprankelt van jewelste. Ook De verloofde van Sado is een boek dat je op een avond uitleest. Ondanks alle Franse lof valt er helaas weinig lezersplezier te rapen in wat toevallig de tiende roman van Nothomb is die ik lees. Wat een fonkelende jubileumviering beloofde te worden, bleek een sisser van formaat.
Toch begint De verloofde van Sado sterk. Nothomb neemt ons mee naar 1989 wanneer ze op 22-jarige leeftijd terugkeert naar haar geboorteland Japan. Om te overleven besluit ze privé-lessen Frans te geven, en al snel serveert ze ons haar eerste les. De jonge Japanner Rinri bakt er in het begin niet veel van. Op de vraag wat hij zoal eet, antwoordt hij gezwind: “Oerrrhhh.” Het kost Amélie enige moeite om te weten te komen dat hij “ei” bedoelt. Ook grappig is dat hij haar aanvankelijk achteloos voorstelt als “zijn maîtresse”.
Als je weet dat Nothomb als geen ander bedreven is in verbale pingpong, verwacht je je in die context zeker aan een festijn van spitse dialogen. Helaas blijf je op je honger. Rinri en Amélie beginnen al snel een zachtmoedige relatie. “Hij nam me in zijn armen en liet me niet meer los”. Geen fatale passie, amper meningsverschillen, de twee lopen gemoedelijk naast elkaar in de pas. Deze relatie die nooit echt vuur vat, zorgt er voor dat ook het boek nooit in lichterlaaie staat. Nothomb probeert hun zouteloze avonturen te kruiden met haar gekende gejongleer met literaire en filosofische verwijzingen. De sfeer van een feestje dat ten einde loopt heet “nervaliaans” en een sobere maaltijd krijgt het etiket “rousseauistisch” opgespeld. Een grote badkuip wordt een “walvisbad” en meteen wordt een bruggetje gemaakt naar de bijbelse Jonas. Haar doorgaans verrassende intertekstuele spielereien zijn voorspelbaar geworden.
Nothomb zet in haar beste romans (Met angst en beven, Filippica’s) telkens de fundamentele slechtheid van de mens in de verf. Haar personages leven op voet van oorlog. Aanvankelijk vechten ze de strijd nog verbaal uit, maar uiteindelijk slaan ze vaak aan het moorden. Niets daarvan in De verloofde van Sado. Haar ondertussen bijna klassieke afstotelijke personages, groteske stijlpirouettes, wervelende steekspel van dialogen en wrange humor komen deze keer dan ook niet goed uit de verf. Reeds bij de lectuur van enkele recente romans (Plectrude, Gods ingewanden) bekroop je het gevoel dat er routine in haar succesformule begon te sluipen. Net evenwel wanneer je je afvroeg of Nothomb aan scherpte had ingeboet, schakelde ze onverbiddelijk in een hogere versnelling en tilde ze die romans bijtijds naar een hoger niveau. Dat gebeurt ook hier, maar veel te laat. Vanaf bladzijde 200 laat ze de halfslachtige pogingen om haar typisch proza te serveren varen en slaat ze een opvallend intimistische toon aan. En plots heeft ze je wel bij je nekvel vast. De dertig knappe slotbladzijden kunnen De verloofde van Sado helaas niet meer redden.
Helemaal op het einde van de roman kom je te weten dat de intrige zich vlak voor en tijdens Nothombs hachelijke avonturen uit Met angst en beven afspeelt. “Soms dacht ik dat mijn lijdensweg op kantoor de gerechte straf was voor mijn ondankbaarheid in de liefde. Japan nam me overdag weer af wat het me ’s nachts gaf.” Tijdens interviews stelt de schrijfster dat ze haar succes als schrijfster graag zou willen inruilen voor vriendschap en liefde. Het is haar van harte gegund, maar de miserie overdag bezorgde ons in 1999 een sterke roman, terwijl de liefde en vriendschap ’s nachts nu een erg matig boek opleveren.


Sinds 1992 en het indrukwekkende Hygiëne van de moordenaar presenteert Amélie Nothomb elk jaar na de zomer trouw een nieuwe literaire boreling. De kleurrijke Belgische schrijfster publiceert op het ritme van een metronoom. Met haar radde tong en niet onaardige snoetje steelt ze de show in talrijke interviews en tv-optredens waarbij ze met plezier opvallende oneliners dropt over haar pathologische schrijfdrang (“ik schrijf 3,7 romans per jaar”), haar vroegere anorexia (“ik was Buchenwald”) en haar bizarre eetgewoonten (“ik eet voornamelijk rot fruit en bedorven kaas”). Nothomb ligt goed bij de kritiek, maar is vooral een onweerstaanbare publiekslieveling. (Amélie Nothomb, De verloofde van Sado, Manteau, vertaald door Marijke Arijs – Deze tekst verscheen eerder in Knack op 30 april 2005)

  • Aha, een nieuwe Nothomb, goed dat je hem bespreekt! En hoe! Voor de studie van de recensie als tekstsoort zou ik jouw teksten als schitterende voorbeelden obseerveren en analyseren. Zo schrijf je een (zeer) goede recensie. Jaja, ik hou al op. Ik méén wat ik zeg.

    “Een onweerstaanbare publiekslieveling” noem je haar, en ik kan vanuit mijn oude lespraktijk bevestigen dat Amélie Nothomb ook zeer goed lag bij mijn leerlingen van 5 en 6. Er heerste zelfs een soort Nothomb-manie of noem ik het beter een Amélie-rage? Hoeveel Nothombs ik in de leesportfolio’s Nederlands de laatste jaren ben tegengekomen, weet ik niet. De titels, thema’s, personages, de dialogen, de stijl: alles was aantrekkelijk voor de jonge lezers. Ook imagologie speelde hier, denk ik. Amélies hele verschijning, zoals we haar op foto’s en op YouTube hebben gezien, was ‘speciaal’. Die wereldberoemde jonge Belgische schrijfster wilden ze wel eens lezen, en die romans vielen niet tegen!

    Mag ik jou bij wijze van voorbeeld nog even attent maken op de creatieve boekverwerking die Rutger Gaumann met Joy Gijsen maakte en waarin ook Seline Caymaz een rol had? Het gaat om hun verfilming van een passage uit “Antichrista”: Driekoningenkoek heet de film en je kunt hem vinden op http://janien.wordpress.com/de-leesfabriek-0607-online-2/.

    Veel groetjes
    janien