Goochelen met namen (3): moet een lezer de schrijver wegdenken?

Goochelen met namen (3): moet een lezer de schrijver wegdenken? 150 150 Bart Van Loo

Sommigen menen van wel, ik vind van niet.

De mystificatiestunt van Gary stelt een boeiende vraag. Wat is de relatie tussen de auteur en zijn boeken? “Alle werk is postuum”, noteerde Jean Cocteau in zijn dagboek, “zodra je onder een werk het woord ‘einde’ zet (…) ben je zelf voor dat werk een dode”. Ook Jorge Luis Borges stipte aan dat na het schrijfproces de rol van de auteur uitgespeeld is. Van dan af beginnen de ontelbare levens van het boek en zal het in de handen van elke lezer telkens opnieuw tot leven komen. Zijn als een essay ingekleed verhaal Pierre Menard, schrijver van de Don Quijote is daar een sprankelende illustratie van. In zijn “toespraak van de eeuw” op de Antwerpse Boekenbeurs 1999 zei Charles Palliser dat hij ervan overtuigd is dat “alle lezers in zekere zin het boek schrijven dat ze aan het lezen zijn”. In bepaalde academische kringen leidde deze op zich best waardevolle opvattingen tot een krampachtige blikverenging. De tekst werd heilig verklaard, de schrijver vergeten.
Moeten we de schrijver echt wegdenken? Ik vind van niet. Hoe meer ik weet over de algemeen historische of persoonlijke achtergrond van de auteur, hoe intenser mijn leeservaring. Wanneer ik werkelijk in de ban raak van een oeuvre of van een schrijver maakt zich een gulzige weetgierigheid van mij meester. Als je iemand graag ziet, peil je toch ook naar culinaire voorkeuren, zowel essentiële als banale levenservaringen en mysterieuze familiegeheimen? In de literatuur is dat niet anders. Soms gaat dat ver. Voor mijn boek Parijs retour las ik eerst tienduizenden bladzijden om vervolgens zowat gans Frankrijk door te struinen teneinde alle plekken uit de levens en romans van mijn geliefde romanciers te betreden, te bestasten en te ruiken. Dit avontuur was als de lokroep van een vrouw, die ik niet anders kon dan beantwoorden. Het groeide gaandeweg organisch uit tot een poging om de zogenaamde bellettrie uit het hoekje van misplaatst intellectualisme en stoffige saaiheid te kegelen, zonder daarom meteen in simplisme en slogans te vervallen. Als je de schrijvers wegdenkt, wordt zoiets een hachelijke, zo niet onmogelijke onderneming.


(prent: Carl Spitzweg, De boekenwurm, 1850)