“Knack” kwamen kijken naar de “Vermiljoenen spleet!” en ging door de knieën.

“Knack” kwamen kijken naar de “Vermiljoenen spleet!” en ging door de knieën. 150 150 Bart Van Loo
“Rode oortjes in de bib: Knack Boekenburen ging kijken naar de première van Van Loo’s erotische causerie in Leuven.

Voor zijn boek ‘O Vermiljoenen Spleet’ verdiepte journalist en schrijver Bart Van Loo zich twee jaar lang in de erotische literatuur. Zijn zoektocht bracht hem in het walhalla van de erotiek, de enfer van de Bibliothèque Nationale in Parijs, maar evenzeer in een louche hotel in Antwerpen. Van Loo bundelde die noeste arbeid – ‘iemand moet het doen’ – in een boek en bouwde er een vlotte causerie omheen.

Voor een causerie over een warm onderwerp als de erotiek, zitten de omstandigheden in Leuven een beetje tegen. Niet alleen gaat de avond door in een weinig tot de verbeelding sprekende hoek van de bibliotheek, tot overmaat van ramp laat ook de verwarming het afweten. Niet dat het publiek zit te kleumen, maar bepaald zinnenprikkelend zijn de omstandigheden niet.
Bart Van Loo laat zich echter niet afschrikken en smijt zich met panache op zijn onderwerp. Het verhaal in de Parijse Bibliothèque Nationale. Die instelling huisvest de enfer, de grootste collectie historische erotische literatuur ter wereld. Wie een serieuze studie wil maken van de erotische literatuur, moet vroeg of laat op bedevaart naar Parijs. Binnenraken in dit heiligdom der vieze boekskens is echter geen sinecure: zonder geloofsbrieven kom je er gewoon niet in. Maar eenmaal binnen, belandt Van Loo in een zinnelijk walhalla, compleet met absurde details als worstvormige bladwijzers en fluwelen vagijnen ter bescherming van de broze boeken. Een wereldje van ingewijden ook, die elkaar begroeten met veelzeggende knipogen en hoofdknikjes.
Van Loo stelt de geschiedenis van de erotiek voor als een voortdurend kat- en muisspel tussen schrijvers en censoren. Hoe strakker de censuur, hoe vindingrijker (en buitenissiger) de erotica: paters, nonnen, hertogen, boerenmeisjes, ezeltjes, vroeg of laat passeren ze allemaal de revue. Dat de kerk bij het catalogeren van die werken eeuwenlang een voortrekkersrol speelde, ontlokt aan het publiek afwachtend gegniffel. De bisschoppenmoppen zijn niet van de lucht. Maar het is wel via die rigoureuze censuurdwang, doceert Van Loo, dat collecties als de enfer ontstonden. “De schrijvers verdwenen op de brandstapel, maar van elk van hun werken legden de censoren een exemplaartje opzij voor hun collectie,” merkt hij grijnzend op.
Zijn de Fransen volgens Van Loo kampioenen van de erotische schrijverij, dan komen de Belgen er bekaaid vanaf. Slechts één landgenoot heeft het boek gehaald, maar wat voor één. De Gentenaar Pierre Louÿs, bij leven en welzijn een van de meest gerespecteerde schrijvers van de Franstalige Belgische literatuur, bleek na zijn dood een half ton pornografie te hebben verzameld, met als absolute klepper een behoorlijk tongue in cheek handboek voor de opvoeding van jonge meisjes. De combinatie van etiquette en vetzakkerij heeft een onvermoed hilarisch effect.

It’s a dirty job…
Heelder dagen erotische boeken en prenten doorsnuffelen en er nog betaald voor worden ook: Van Loo’s noeste opzoekwerk is niet bepaald martelaarschap. Toch is het werk niet altijd een pretje. Voor elk hoogtepunt van de erotische literatuur bestaat er onvermijdelijk een karrenvracht aan slecht geschreven, botte porno. Als absoluut dieptepunt noemt Van Loo de Emanuelle-reeks. “De film is beter dan het boek, en de films waren al niet om aan te zien,” klinkt het fijntjes. Een boek waarin vrouwentepels worden vergeleken met de drukknop van een deurbel, mag inderdaad geen hoogvlieger heten – wat niet wegneemt dat iedereen in de zaal al ooit van Emanuelle gehoord heeft.
Van Loo’s geschiedenis van de erotiek eindigt dan ook niet op een climax, integendeel. Anno 2011 heeft de erotiek de duimen moeten leggen tegen een vloed aan videoporno, zoals de verteller zelf mag ontdekken wanneer hij de nacht noodgedwongen doorbrengt in een louche Antwerps hotelletje. “Vroeger lagen de bordelen vol boeken die je maar met één hand moest vastnemen,”klinkt het nostalgisch. “Die tijd is nu echt wel voorbij.” Eenheidsworst, net wat u zegt.

Rode oortjes
Toch heeft Van Loo onmiskenbaar plezier in zijn onderwerp. Op tijd en stond duikt hij het publiek in, om een vraag voor te leggen aan een toehoorder of toehoorster. Waarop hij of zij, rood als een tomaat, het juiste antwoord mag geven. Dat sfeertje van “iedereen-weet-het, niemand-praat-erover” zorgt voor nog meer pret.
Bij een locatie als Tweebronnen moet je het wel van die suggestiviteit hebben. Het gebouw mag dan wel een architecturaal pareltje zijn, erg sexy is het niet. Een voorstelling als deze moet het toch hebben van de stiekeme zinnelijkheid, het pluche en de schemerlampjes van een theaterfoyer of schouwburg. Dat Van Loo erin slaagt om zijn publiek na een avond in een koude bibliotheek alsnog met rode oortjes de nacht in te sturen, is misschien wel de strafste stoot van de avond.”
tekst: Michiel Leen (Knack)
foto: Annie Boedt